Hosea 6

1Komt en laat ons wederkeren tot den Heere, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.
 en laat ons wederkeren tot den HEERE, Sommigen hechten deze woorden aan het laatste van Hos 5 , als zijnde een onderlinge aanspraak tot bekering, die de gelovigen alsdan tot elkander zullen gebruiken.
,
 genezen; Dat Assur en Jareb niet doen konden, boven Hos 5:14 ; zie wijders Psa 30:3 .
,
 geslagen, Vergelijk Eze 7:9 , met de aantekening.
,
 verbinden Zie Job 5:18 ; Psa 147:3 .
2Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.
 levend maken; Want zij, [Efraïm en Juda, boven Hos 5:14 ] waren als doden en begravenen, ten tijde als zij naar Assyrië en Babel waren weggevoerd; [gelijk wij allen geestelijk dood waren door de zonde] zulks dat de verlossing was gelijk ene opwekking uit de doden; zie Eze 37 , Isa 26:19 , met de aantekening. Gelijk nu de verlossing uit Babel een voorbeeld was van onze geestelijke verlossing door Christus, alzo kunnen deze schone Evangelische woorden van dit en het volgende vs. wijders bekwamelijk geduid worden op de verrijzenis van onzen Zaligmaker en Hoofd Jezus Christus ten derden dage, en op de heerlijke vruchten, die het ganse lichaam van Christus, dat is, zijne kerk, daarvan geniet. Zie Rom 6:8 , Rom 6:11 ; Col 2:13 , en Col 3:1-3 , enz.
,
 leven Als nieuwgeboren kinderen, een nieuw mens, nieuwe creaturen, zullen wij in zijn huis onder zijn vaderlijke gunst gelukzalig leven en met vreugde wandelen in nieuwheid des levens, heiligheid en gerechtigheid, hier, en hierna in eeuwigheid. Zie Gen 17:1 ; Psa 4:7 ; Eze 16:6 , met de aantekening; idem, Luk 1:75 ; Rom 6:4 , Rom 6:8 , Rom 6:11 ; 2Co 5:15 , 2Co 5:17 ; Gal 6:15 ; Eph 2:15 , en Eph 4:24 ; 1Th 4:17 , en 1Th 5:10 ; 1Pe 2:2 .
3Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den Heere te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.
 kennen, Zie van zulke samenvoeging van twee woorden Psa 45:5 . De zin is: Wij zullen door des Heeren genade alsdan hem en zijnen Messias kennen, en vuriglijk ijveren en zorg daarvoor dragen, dat wij in kennis mogen toenemen en wassen, totdat wij eindelijk na dezen de volmaaktheid bekomen. Zie boven Hos 2:19 ; 1Co 13:9-10 , en vergelijk hiermede hun vorigen staat, boven Hos 4:1 , Hos 4:6 , en Hos 5:4 .
,
 uitgang Dat is opgang, als wanneer de zon gelijk een bruidegom uit zijne slaapkamer uitgaat, [ Psa 19:6 ] . Versta, de aankomst van God tot de verlossing van zijn volk uit de Babylonische gevangenschap, en de Heere Christus tot onze geestelijke verlossing.
,
 bereid Of, gericht, geschikt.
,
 dageraad; Zo aangenaam en lieflijk, idem zo zeker en vast, als het aanbreken van den dag en het rijzen der zon, na de nachtelijke duisternis.
,
 tot ons komen Of, voor ons, tot ons best.
,
 regen, Dat is, na een langdurige droogte, wanneer men zeer naar regen verlangd heeft. Vergelijk Deu 32:2 ; Job 29:23 ; Psa 72:6 , en Eze 34:26 .
,
 spade regen en vroege regen Zie Deu 11:14 . De zin is dat God niet zal feilen om zijne weldadigheid aan zijne kerk te bewijzen en te vervolgen, telkens op zijnen tijd, en voornamelijk zijn genadewerk door Christus.
,
 des lands Of, der aarde.
4Wat zal Ik u doen, o Efraïm! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.
 Wat zal Ik u doen, Alsof de Heere zeide: Hoe kan ik u anders doen dan Ik u dagelijks dreig? Hoe zou Ik u kunnen verschonen? Hier komt God weder tot de straf predikatie , gelijk het gevolg van den tekst uitwijst.
,
 morgenwolk, Die haast opkomt en weder vergaat. Vergelijk onder Hos 13:3 . God wil zeggen dat zij somtijds zich hielden en een schijn gaven alsof zij zich wilden bekeren, maar dat zelfs die schijn terstond weder verdween; zo ver was het vandaar, dat zij zich dadelijk zouden bekeren.
5Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.
 behouwen door de profeten; Dat is, hardelijk en scherpelijk bestraft en gescholden, gebruikende [gelijk men zegt] een scherpe harde bijl tot een harden kwast.
,
 gedood Dat is, allen troost en hulp ontzegt, en integendeel het oordeel des doods, of van een dodelijk verderf aangezegd. Zie Jer 1:10 , enz.
,
 uw oordelen Versta, de oordelen, vonnissen, of straffen, die Ik over u, o Efraïm en Juda, wil laten gaan. Hebreeuws, uwe oordelen zal, enz.; dat is, elk oordeel, dat gij door uw veelvoudig en langdurig zondigen voor en na verdiend hebt.
,
 voortkomen aan het licht Dat is, zullen ten laatste uitbreken, voor den dag komen en in het openbaar voor al de wereld over uw openbare zonden geoefend en voor rechtvaardig bekend worden. Vergelijk de manier van spreken met Job 12:22 , en Job 28:11 ; Mic 7:9 ; Zep 3:5 . Dit schijnt de eenvoudigste overzetting dezer woorden te zijn. Anders: en, of, opdat uwe oordelen licht zal voortkomen.
6Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.
 Want Ik heb lust tot weldadigheid, Alsof God zeide: Gij zoudt mogen zeggen dat gij immers niet nalaat in het offeren, volgens mijn gebod; maar [wil God zeggen] het is u genoeg bekend wat Ik dienaangaande u geboden en geleerd heb, gelijk volgt. Vergelijk Mic 6:6-8 .
,
 niet tot offer; Dat is, meer dan tot offer, niet tot offer alleen, gelijk in het volgende lid gezegd wordt; [vergelijk Gen 32:28 ; 1Sa 15:22 ; Pro 8:10 ; Jer 7:22 , en Jer 16:14 met de aantekening] of eenvoudig niet tot offer; te weten een huichelachtig offer, het uiterlijk offer in zichzelf, zonder geloof en boetvaardigheid, [vergelijk Psa 50:12-15 ; Isa 1:11 , enz.] en dan voorts, meer dan, in het volgende, dat is, en niet tot brandoffers, in gelijk verstande, gelijk tevoren; [vergelijk Luk 18:14 ] , zodat het volgende verklaard wordt door het voorgaande. Beide manieren van spreken zijn in de Schriftuur van deze stof gebruikelijk; want somtijds wordt het uitwendige [als ook in zijn graad van God ingesteld zijnde] met het inwendige vergeleken, somtijds in zich alleen en zonder het inwendige aangemerkt en kortweg verworpen, ja zeer heftig gescholden, als een trouweloze verbondbreking, gelijk hier ook in het volgende.
7Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.
 verbond overtreden Wat Ik met hen en zij met mij gemaakt hadden, door tussenkomen van offeranden. Zie Psa 50:5 .
,
 Adam; Volgende de voetstappen van hun eersten vader, die, hoewel overvloediglijk van mij begaafd en gezegend zijnde, nochtans mijn gebod overtrad en van mij afviel. Vergelijk Job 31:22 , en Isa 43:27 , met de aantekening. Anders, als mensen; dat is, als lichtvaardige lieden plegen te doen. Of, als eens mensen, te weten verbond; dat is, alsof zij met een gewoon mens en niet met mij, den almachtigen en rechtvaardigen God, te doen hadden.
,
 daar hebben zij trouwelooslijk Dat is, daarin, in de wezenlijkheid van het verbond en den godsdienst mij bespottende met hun huichelachtige offers, die zij mij hebben willen opdringen, alsof zij daarmede aan het verbond hadden voldaan. Anders, raad, te weten in mijn heilig land, dat Ik hun had gegeven om mij daarin te dienen en gehoorzaam te zijn.
8Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid; zij is betreden van bloed.
 Gilead is een stad Dit wordt bij sommigen gehouden voor Ramoth Gileads, in den stam van Gad, zijnde ene stad der Levieten, en verordineerd tot een vrijstad, aan de oostzijde van de Jordaan, maar onder deksel van dien, geworden ene spelonk van moedwillige doodslagers en moordenaars. Zie Deu 4:43 ; Jos 20:8 , en Jos 21:38 . Nochtans wordt in sommige kaarten ene stad met den naam van Gilead gesteld aan het gebergte Gilead, waar Laban Jakob achterhaalde, waarvan de verstandige lezer kan oordelen. Sommigen zetten het over: Elke stad van Gilead [is ene stad] van, enz. Of, Gilead is [als] een stad, enz. Dat is, het ganse land Gilead is als een enige stad, verenigd in boosheid, en daarom gestraft. Zie 2Ki 15:25 , 2Ki 15:29 ; 1Ch 5:25-26 .
,
 betreden van bloed Dat is, vol van moorderijen, zodat de voetstappen van het bloed [om zo te spreken] overal staan. Dit schijnt de eenvoudigste zin dezer woorden te zijn. Vergelijk onder Hos 12:12 ; 2Ki 21:16 .
9Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.
 benden der straatschenders Of, stropende benden, struikrovers, enz., die in die landen, vermits de gebergten en woestijnen, vele waren, inzonderheid bij den vervallen staat des lands.
,
 wachten, Om den reizenden man af te zetten, te moorden en te plunderen.
,
 priesteren; Of, regeerders der officieren, zo kerkelijke als burgerlijke. Zie boven Hos 4:9 .
,
 Sichem, Ook ene stad der Levieten en een vrijstad, aan de westzijde van de Jordaan in Kanaän; Jos 21:21 . Zie wijders van Sichems gelegenheid, Jdg 8:31 , en Jdg 9:25 met de aantekening. Waaruit blijkt dat aldaar de rovers op de hoogten der bergen plachten te loeren op degenen, die op de heerstraten voorbij reisden. Zo deden nu de priesters, gestijfd door de goddeloze regenten. Een gruwelijk gevolg van afgoderij. Vergelijk boven Hos 5:1-2 , met de aantekening. Anders [naar] de wijze van Sichem, idem, met [enen] schouder; dat is, eendrachtiglijk. Zie Zep 3:9 .
,
 schandelijke daden Dat is, zij vergrijpen zich niet uit roekeloosheid, haastigheid of onbedachtzaamheid, maar bedrijven zulke gruwelijke schelmstukken met voorbedacht opzet, waar het Hebreeuwse woord op ziet.
10Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israëls; aldaar is Efraïms hoererij, Israël is verontreinigd.
 afschuwelijke zaak Vergelijk Jer 5:30 , en Jer 18:13 , en Jer 23:14 .
11Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.
 hij u, o Juda Namelijk Efraïm.
,
 oogst gezet, Het schijnt dat God hier wil zeggen, dat de tien stammen [van welker goddeloosheid in het voorgaand gesproken is] een kwaad zaad der afgoderij onder die van Juda gezaaid, of een plant, tak, loot, afzetsel daarvan medegedeeld hebben, waarvan Juda niets dan verdriet en ellende heeft ingeoogst; gelijk gebeurd is ten tijde van den koning Achaz, wanneer God, op Juda vertoornd zijnde, hen voor Pekah, den zoon van Remalia, koning van Israël, liet vallen, zodat er honderd twintig duizend van Juda doodgeslagen en twee honderd duizend vrouwen, zonen en dochters gevankelijk werden weggevoerd naar Samaria, met groten roof. Alzo strafte God Juda door Israël zelf, wiens voorbeeld zij in afgoderij begonnen na te volgen. Zie 2Ch 28:5-6 , enz., en vergelijk de manier van spreken met Jer 51:33 ; Joe 3:13 ; Rev 14:15 .
,
 gevangenen Mijns volks Hebreeuws, gevangenis mijns volks; te weten van Juda.
,
 wederbracht Door de vermaning van den profeet Obed, die de Israëlieten, bij de stad Samaria raadde, dat zij de gevangenen van Juda wel behandelen en weder los naar hunne woonplaatsen zouden laten gaan. Want ofschoon God vertoornd was op Juda, omdat zij Israëls afgodische wegen mede begonnen in te gaan, zo was nochtans zijn toorn meer ontstoken over Israël, niettegenstaande deze overwinning, die God hun, voor dezen tijd, om Juda door Israël zelf te tuchtigen, had verleend. Zie 2Ch 28:9 , enz. Sommigen menen, omdat het wenden der gevangenis, of het wederbrengen der gevangenen van Gods volk, dikwijls gebruikt wordt van de verlossing en den genadetijd van den Messias, dat God daarvan hier ook profeteert, en zetten het aldus over: Nochtans, of evenwel zal Juda u [o Israël, hoezeer gij ook nu vervallen en bedorven zijt] een oogst, of plant zetten, te weten van bekering en geloof, als Ik de gevangenen van mijn volk zal wederbrenge, of doen wederkeren, door de predikatie van het Evangelie, die uit Juda en Zion door Christus en zijne apostelen, enz. zal uitgaan. Zie Isa 2:3 , enz., en vergelijk Joh 4:4-5 , Joh 4:20 , Joh 4:29-30 , Joh 4:39 , Joh 4:41-42 , enz.
Copyright information for DutSVVA